Bloedonderzoek

Het bloedonderzoek vormt het belangrijkste onderdeel van uw medische controle. Het bloedonderzoek is voor uw internist, naast eventuele gezondheidsklachten, de belangrijkste factor op basis waarvan hij u adviseert om te starten met hiv-remmers. Als u hiv-remmers gebruikt, weet u door bloedonderzoek:

Doorgaans hebt u elke drie tot zes maanden een bloedonderzoek. Dat betekent dat u zich in het priklab in het ziekenhuis laat prikken. Sommige mensen met hiv laten zich twee of drie weken voor het consult prikken; in dat geval krijgt u bij het consult de uitslag. Anderen vinden het praktisch om maar één keer naar het ziekenhuis te gaan. Dan krijgt u de uitslag later telefonisch of per e-mail van uw hiv-consulent of internist, of u krijgt de uitslag de volgende keer dat u een afspraak in het ziekenhuis hebt.

In het priklab
In het priklab neemt men vier tot tien buisjes bloed bij u af. Dat lijkt heel wat, maar het is bij elkaar maar een half theekopje. Uit de formulieren die u in het priklab moet inleveren, blijkt dat u hiv hebt. De meeste ‘prikzusters’ zijn vertrouwd met hiv en werken altijd voorzichtig, omdat ze weten dat alle patiënten die ze prikken hiv (of bijvoorbeeld hepatitis) zouden kunnen hebben. Een enkele keer komt het voor dat iemand er ongemakkelijk mee omgaat. Bij dat bloedonderzoek worden elke keer tientallen waarden gemeten, waarmee men onder andere uw cholesterol en de werking van uw lever en nieren kan controleren. Hiv-remmers kunnen negatieve effecten met zich meebrengen en door bloedonderzoek komt u daar dan tijdig achter.

Wat wordt er allemaal bepaald?
Bij het bloedonderzoek worden meestal uw CD4 en viral load bepaald. Een resistentiebepaling wordt alleen gedaan voordat u start met hiv-remmers, en als u overstapt op andere medicijnen omdat de huidige medicijnen uw hiv niet goed onderdrukken. De bloedspiegelbepaling kan alleen worden gedaan als u hiv-remmers gebruikt en dan niet elke keer, maar alleen als er een aanleiding voor is.

CD4
Het aantal CD4-cellen geeft aan hoe het staat met uw afweer. Een CD4-cel (ook wel T4-cel genoemd) is een witte bloedcel. Hiv vermenigvuldigt zich in CD4-cellen en vernietigt deze cellen. Hoe hoger uw CD4, hoe beter uw afweer. Als u geen hiv hebt en gezond bent, hebt u tussen de 500 en 1500 CD4-cellen (per mm3 bloed). Als u minder dan 200 CD4-cellen hebt, bent u veel vatbaarder voor infecties. Het is gebruikelijk dat uw CD4 schommelt. Als u geen hiv-remmers gebruikt is het waarschijnlijk dat uw CD4 na verloop van tijd daalt. Uw CD4 is, naast eventuele gezondheidsklachten, de belangrijkste factor op basis waarvan uw internist u adviseert om te starten met hiv-remmers. De meeste mensen met hiv starten tegenwoordig met medicijnen als hun CD4 tussen de 350 en 500 is, maar het inzicht omtrent het beste startmoment verandert in de loop van de tijd. Als u hiv-remmers gaat gebruiken, is het zeer waarschijnlijk dat uw CD4 stijgt. Soms neemt dit binnen een paar maanden toe en soms duurt het een paar jaar.

Viral load
Uw viral load is de hoeveelheid virus (het aantal hiv-virusdeeltjes per milliliter bloed). In de maanden nadat u hiv hebt opgelopen is uw viral load heel hoog; vaak boven het miljoen. Daarna maakt uw lichaam antistoffen aan tegen hiv en neemt uw viral load af. Net als uw CD4 schommelt ook uw viral load. Als uw viral load veel hoger is dan de vorige keer, zegt dat niet zoveel. Dit kan een gewone schommeling zijn. Als uw viral load de keer daarna weer veel hoger is, dan is er waarschijnlijk wel wat aan de hand. Als u hiv-remmers gaat gebruiken, neemt uw viral load waarschijnlijk binnen een paar maanden af totdat deze ondetecteerbaar (niet meer meetbaar) is. U bent dan niet genezen van hiv; dat kan namelijk niet. Er blijft altijd virus in uw lichaam aanwezig. Als uw viral load ondetecteerbaar is wil dat zeggen dat u minder dan 20 hiv-virusdeeltjes per milliliter bloed hebt (in sommige laboratoria is dat 50). Dan staat vast dat uw hiv-remmers uw virus goed onderdrukken. Waarschijnlijk neemt in de maanden daarna uw CD4 ook toe. Als u uw hiv-remmers volgens de voorschriften inneemt, blijft uw viral load voortaan ondetecteerbaar. Als uw viral load weer een keer meetbaar is, dan kan dat een incident zijn. Als uw viral load de keer daarna weer meetbaar is, dan kan het zijn dat uw virus niet meer goed onderdrukt wordt. Waarschijnlijk adviseert uw internist u dan om over te stappen op andere hiv-remmers.

Resistentiebepaling
Hiv is een virus dat zichzelf slordig vermenigvuldigt. Tussen de vele slordige kopieën zit soms een virusvariant die een hiv-remmer te slim af is. Deze eigenschap van hiv heet resistentievorming. Het is niet zo dat een hiv-remmer dan helemaal niet meer werkt en dat u meteen resistent bent tegen alle hiv-remmers. Uw hiv kan resistent zijn tegen één hiv-remmer of tegen hiv-remmers uit een bepaalde groep. En het is niet alles of niets, maar het kan zijn dat een hiv-remmer minder goed werkt. U kunt op twee manieren aan resistentie komen:

Als uw virus resistent is, is dat meestal slechts een resistentie tegen een of enkele hiv-remmers. Uw behandelingsmogelijkheden zijn dan iets beperkter, maar behandeling is nog goed mogelijk. Er wordt een resistentiebepaling gedaan voordat u start met hiv-remmers en als u overstapt op andere hiv-remmers. Zo kan er vooraf worden vastgesteld of er hiv-remmers zijn die bij u niet werken. Als uw viral load ondetecteerbaar is kan er geen resistentiebepaling worden gedaan, omdat er dan onvoldoende virus in uw bloed aanwezig is.

Bij één hiv-remmer (abacavir, een werkzame stof die zit in Kivexa, Trizivir en Ziagen) kan vooraf via bloedonderzoek worden vastgesteld of u er allergisch voor bent. Bij een andere hiv-remmer (Celsentri) moet vooraf via bloedonderzoek worden bepaald of het werkzaam is bij uw type virus.

Bloedspiegelbepaling
Om het virus goed te onderdrukken, moet er op elk moment voldoende werkzame stof van de hiv-remmers in uw bloed aanwezig zijn. Bij een aantal van de hiv-remmers (maar ook bij veel andere medicijnen) kan worden vastgesteld of de werkzame stof in de juiste hoeveelheid in uw bloed aanwezig is. Als uw bloedspiegel te laag is, hebben de medicijnen onvoldoende effect en loopt u het risico op resistentie. Als uw bloedspiegel te hoog is, loopt u een groter risico op bijwerkingen. Op basis van bloedspiegelbepalingen kan de dosis van een medicijn worden aangepast. De bloedspiegel wordt bepaald als daar een aanleiding voor is, bijvoorbeeld als het virus onvoldoende onderdrukt wordt. In de loop van de dag neemt de bloedspiegel af. Als u op tijd uw hiv-medicijnen inneemt, zorgt u ervoor dat de bloedspiegel niet te laag wordt.